gerelateerde werken
The stillpoint : for violin and vibraphone, opus 4, 1994/1995 / Edward Top
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Gemengd ensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
vibr vl
As I Walked Out One Midsummer Morning (Moments of an Odyssey) : for reed quintet / Lowell Dykstra
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Houtblazersensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
ob cl sax-a fg cl-b
Reedmusic : for oboe, clarinet and bassoon, 1970 / Walter Hekster
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Houtblazersensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
ob cl fg
Fleur miroir : pour hautbois, clarinette et basson, 1984 / Will Eisma
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Houtblazersensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
ob cl fg
compositie
Schietgebedjes : = (Ejaculation prayers), for reed quintet, 2005 / Edward Top
Overige auteurs:
Top, Edward
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): [Première: 1 mei 2005 - Muziekgebouw aan 't IJ, Amsterdam - Calefax Rietkwintet] - Het werk Schietgebedjes bestaat uit zowel virtuoze muziek met passages die elkaar snel afwisselen, als uit meer serene en uitgesponnen passages. Het contrast tussen deze twee uitersten is een vaak terugkerend thema in mijn werk. Van huis uit ben ik strijker, en het was voor mij voor het eerst dat ik mij op het gladde ijs van een werk voor uitsluitend blazers begaf. Het werk werd al eens binnen de muren van de repetitieruimte doorgespeeld in een ruwe versie, zodat ik kon experimenteren met mogelijkheden van de niet alledaagse blaasinstrumentencombinatie van oboe d'amore, klarinet, bassethoorn, sopraansaxofoon en fagot. De flexibiliteit van de spelers van Calefax heeft een niet onbelangrijke bijdrage geleverd aan het ontstaansproces van dit werk. Er zitten natuurlijk de nodige klankpassages in, maar in zijn algemeenheid is het werk behoorlijk recht toe recht aan, met her en der verwijzingen naar
muziek uit de jaren 1920, zoals van Webern en de jazzbands. Zoals in veel van mijn werken speelt expressiviteit door middel van het aspect klankkleur ook hier weer een belangrijke rol. Harmonische kleur, van close-harmony en Ligetiaanse beweeglijkheid in de virtuoze gedeelten, tot wijds uitgesponnen klusters in de meer serene passages. Naar het slot toe ontpopt zich een passage die meer georiënteerd is op het melodische aspect, waar extreme registersprongen de expressiviteit tot een maximum intensiveren. Het muzikale karakter hier zou als brug gezien kunnen worden tussen de twee eerder genoemde uitersten. - EDWARD TOP