componist
Het werk van Peter-Jan Wagemans behoort tot de Rotterdamse School, samen met dat van Otto Ketting en Klaas de Vries. In een gesprek met Emile Wennekes omschrijft Wagemans de Rotterdamse ...
gerelateerde werken
24 capriccio's voor viool solo
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Viool
Bezetting:
vl
Hommage à Chabrier : (naar de aan Cor de Groot opgedragen piano solo), '50-'51 / Hugo Godron
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2222 4331 timp 2perc str
3e symphonie : (in één deel), 1938-39 / Bertus van Lier
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3343 4331 timp 2-3perc 1-2hp str
Epitaphium : for orchestra, 1967 / Carel Brons
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2222 2200 timp 3perc pf/cemb str
compositie
Klang : opus 24, voor orkest, 1985/86 / Peter-Jan Wagemans
Toelichting:
Program note (Dutch): Belangrijkste uitgangspunt voor Klang is: klank, in een gelaagde vorm. Het idee hiervoor kreeg ik toen ik een boek las over het maken van de tekenfilm Pinocchio door Walt Disney Studios. Hierbij maakte men gebruik van een multiplane-camera. Het tekenfilmbeeld wordt gevormd door een aantal glasplaten, waarop delen van het decor zijn geschilderd. Deze platen worden met enige tussenruimte achter elkaar geplaatst en creëren zo met elkaar een gevoel van diepte in het beeld. Om deze werkwijze (die op meer intellectuele wijze door Salvador Dali is toegepast) in klank om te zetten, componeerde ik een aantal verschillende muzieken die in het stuk tegenover elkaar worden gezet: de een als begeleiding van de ander, met nog verder weg een andere enz. totdat op de meest ingewikkelde momenten een totaalklank bestaande uit zes verschillende lagen wordt opgebouwd. Tegenover deze bewegende klank staat een statische: het stuk begint met twee blokakkoorden die lang uitklinken. Het stuk begint als
het ware met het noemen van zijn eigen naam: klang of kloeng. Deze blokakkoorden groeien uit tot het lange slotkoraal, waarin alle aspecten van het werk tezamen komen. Tegenover deze twee uitgangspunten staat een lange, eenstemmige melodie, die geheel in mengklanken geïnstrumenteerd is en aldus een wat mysterieus karakter moet hebben. Karakteristiek voor de instrumentatie van het hele werk is het voortdurende gebruik van mengklanken; een solo-instrument is een zeldzaamheid. Daardoor ontstaat een wollige, wat mystieke atmosfeer, die het rituele, blokachtige karakter van het werk (ik noem als inspiratie het werk Ritueel van Piere Boulez) versterkt. Tenslotte verwijst Klang naar Franz Schreker's opera Der Ferne Klang; de verre klank van Schreker wordt ook kort geciteerd en diende verder als inspiratiebron van het werk. Ik wilde een verre klank maken die verder ging dan de laat-romantische muziek van Schreker, en zo de droom van de hoofdpersoon, de componist Fritz, tot leven brengen. -
P.-J. WAGEMANS