gerelateerde werken
Atlantische dansen : voor piano en klein orkest, (1955) / Henk Badings
Genre:
Orkest
Subgenre:
Piano en orkest
Bezetting:
1121 1220 perc str pf-solo
Ouverture Tombeau des Vies Manquées : for orchestra / Jan Vriend
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
picc 2fl 2ob eh 2cl cl-b cl-cb 2fg cfg 4h 3trp 2trb trb-b tb timp 2perc str
Three Orchestral Essays / Michael Fine
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2fl 2ob 2cl 2fg 2h 2tpt trb trb-b timp perc hp str
Variaties over een Frans volkslied : voor orkest / Sas Bunge
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2222 2(-4)210 timp 2perc str
compositie
Symphonische variaties : op een Zuidafrikaans thema, (1960) / Henk Badings
Overige auteurs:
Badings, Henk
(Componist)
Toelichting:
Program note (Dutch): Op uitnodiging van de Zuidafrikaanse radio maakte Badings in 1958 een reis naar Johannesburg om deel te nemen aan de realisatie van zijn radiofonische opera 'Asterion'. Met grote belangstelling luisterde hij daar naar de muzikale folklore, zoals men die bijvoorbeeld zondags bij de dansfeesten van de mijnwerkers kan horen. Op een avond drong in zijn hotelkamer een motief door, dat in het donker op straat gefloten werd in eindeloze herhalingen. Het pentatonische melos en het ritme van zeven tellen bleven in zijn geheugen gegrift en toen de Johan Wagenaarstichting hem de opdracht verstrekte om een variatiewerk voor orkest te schrijven, koos hij dit gegeven als uitgangspunt. De symfonische variaties, die er uit groeiden, bestaan uit een inleiding, het thema, zes variaties en een finale. In de langzame inleiding hoort men vage contouren van het thema en van ritmische figuren, die later een rol gaan spelen. De klarinet zet, voornamelijk begeleid door een trommelritme, het thema in. De
eerste variatie brengt het thema zwervend in het koper met omspelingsfiguren in de strijkers. De tweede, voor het volle orkest geschreven variatie heeft een langzame, plechtstatige beweging. In de scherzando gespeelde derde variatie wordt het orkest in groepen gedeeld, die in verschillende maatsoorten en bewegingen met elkaar contrapunteren. De vierde variatie, Adagio, ontwikkelt zich aanvankelijk als een vrij intermezzo voor violen en alten, maar nadat de bas een variant van het thema heeft ingezet, keert het adagio-gegeven terug en blijkt dan te fungeren als begeleiding voor een variatie van het thema in de fluit. De vijfde variatie, Allegro molto, zit vol van polyritmische figuren. Het slagwerk, vooral de xylofoon, speelt hierin een belangrijke rol. De zesde variatie wordt gekenmerkt door een ritme van 4 + 3 + 2 + 3 achtsten. De themavariant ligt hier in de celesta en in violoncel-flageoletten. De Finale bestaat uit een reeks van steeds sneller op elkaar volgende variaties, die
elkaar zelfs gaan overlappen en dan naar een dynamisch hoogtepunt voeren, waarmee het werk sluit. In dit slot, maar ook elders in de compositie, is van de tegenwoordig gangbare plaatsing van de spelers in het orkest gebruik gemaakt om de klank ruimtelijk over het podium te laten bewegen. - HENK BADINGS