gerelateerde werken
Clair de lune : for soprano and orchestra / Alphons Diepenbrock; on words by Paul Verlaine
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Zangstem en orkest
Bezetting:
sopr 3fl(picc) 3ob 2cl cl-b 2fg 2h str
Symfonia : voor twee strijkers-koren, hout, hoorns en pauken, 1954 / Bertus van Lier
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2222 2000 timp 2str
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3343 4432 4Wag-tb timp perc str
Variaties voor orkest : opus 68 / Louis Toebosch
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2322 2220 timp perc str
compositie
Muziek voor Elektra : = Music for [Elektra], tragedie van Sophocles, tragedy by Sophocles / symphonische suite samengesteld door = symphonic suite arranged by Eduard Reeser, Alphons Diepenbrock
Overige auteurs:
Diepenbrock, Alphons
(Componist)
Bevat:
Andante agitato
Presto - Andantino moderato - Presto
Lento - Sostenuto e agitato - Largamente
Allegro agitato - Maestoso
Toelichting:
Program note (Dutch): De muziek die Diepenbrock in 1920 bij de tragedie Elektra van Sophocles heeft gecomponeerd, is geschreven voor declamatie en orkest. Daar bij het samenstellen van een symfonische suite uit deze muziek de spreekstem moest worden prijsgegeven, is wellicht een korte beschrijving van de inhoud niet overbodig.
Het eerste deel bevat de voornaamste motieven waaruit de begeleidende muziek is opgebouwd. Na een paukenroffel, die volgens een aanwijzing van de componist 'als een donderslag' moet klinken, brengt dit voorspel allereerst Orestes ten tonele, 'onstuimig, somber-energiek', voorbestemd om zijn moeder Klytaimnestra en haar minnaar Aigisthos te doden ter vergelding van de moord op zijn vader Agamemnon. Opstijgende drieklanken, achtereenvolgens in de gestopte trompetten, houtblazers en strijkers, geven Apolloon als zinnebeeld der gerechtigheid weer en even verder kondigt een dreunende basfiguur van drie noten de dreigende tred van de Erinyen, de wraakgodinnen aan. Dan verschijnt in de trompetten en bazuinen een scherp geprofileerd chromatisch dalend motief, dat de vloek symboliseert welke rust op het geslacht van Atreus, van wie Agamemnoon en Orestes afstammen. In de lyrische episode die hierop volgt, geeft Elektra, de zuster van Orestes, uiting aan haar onduldbaar verlangen naar de komst
van haar broeder, die zij in den vreemde heeft laten opvoeden en op zijn taak als wreker van Agamemnoon heeft voorbereid; zij beseft de vloek die op haar geslacht rust, en gedenkt in hartstochtelijke bewogenheid haar vermoorde vader. Een treurmarsachtige episode leidt daarna de scène in, waar Elektra in diepe smart de urn torst, die de as van haar (naar men zegt) verongelukte broeder zou bevatten, en waarin zij zelf eveneens wil sterven.
In het tweede deel is de Rei van Mykeense vrouwen, vriendinnen van Elektra, aan het woord, in dansende beweging - zoals dit bij het antieke koor gebruikelijk was - klagend om de vermeende dood van Orestes. In het langzame middengedeelte (met harp) vergelijkt de Rei het lot van de mensen met dat van de vogels, en zij prijst de dochterlijke vroomheid van Elektra. Daarna keert de klaagzang terug.
Aan het begin van het derde deel tracht de Rei Elektra te troosten, doch deze volhardt in haar smart. Dan volgt de herkenningsscène, waarin broeder en zuster elkaar hervinden.
In het vierde deel zijn de onverbiddelijke Erinyen uitgebeeld, die als bloeddorstige honden achter de moordenaars van Agamemnoon aanjagen. Het noodlot voltrekt zich. Door een rechtvaardige vergelding is het geslacht van Atreus eindelijk van zijn vloek bevrijd. - EDUARD REESER (1958).