gerelateerde werken
À contre-courant : pour violon et harpe, 1986 / Will Eisma
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Gemengd ensemble (2-12 spelers)
Bezetting:
hp vl
The Harvest : Version for orchestra / Ville Raasakka
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2fl 2ob 2cl 2fg 2h 2tpt perc str
Symfonie no. 1 : voor orkest, opus 27, 1978 (revisie: 1979) / Peter Schat
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3fl(pic) 2ob(ob-am) ob(eh) 3cl cl-b 3fg cfg 4h 2trp trp(trp-pic) 3trb 2tb timp 4perc 2hp mouth-org str
Symphony no. 3 : after Isaiah I, (1980-1985) / Hans Kox
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3333 6431 timp 4-5perc str
compositie
Terzo concerto : per orchestra / Will Eisma
Overige auteurs:
Eisma, Will
(Componist)
Bevat:
Allegro furioso
Adagio
Allegro moderato
Toelichting:
Program note (Dutch): Dit werk werd gecomponeerd in het voorjaar van 1960 te Rome. Het is opgedragen aan mijn leermeester Goffredo Petrassi en is geschreven voor een uitgebreide symfonische bezetting. In het laatste deel is tevens van een cembalo gebruik gemaakt. De bouwsteen van het eerste deel is een structuur van zes tonen. Elke groep van drie tonen is opgebouwd uit een reine kwart en een kleine secunde. Deze structuur is een onderdeel van de twaalftoonsrij, die aan het gehele werk ten grondslag ligt. In de vorm kan men verschillende korte perioden opmerken: een inleidend gedeelte A van 16 maten dat onmiddellijk gevarieerd wordt, een periode B van elkaar overlappende crescendi (maten 37 t/m 43), een periode C waarin drie groepen - hout, koper en strijkers - tegenover elkaar geplaatst worden (44 t/m 56), een overgangsperiode D waarin het klarinetmotief van de derde maat wordt uitgewerkt (69 t/m 77) en ten slotte enkele van de voorgaande gedeelten die gevarieerd worden. Het geheel ziet er dan aldus
uit: A A B C D A B C en een Coda. In het tweede deel zijn drie perioden te onderscheiden (de eerste tot maat 21, de tweede tot maat 36 en de derde van maat 37 tot het slot), waarvan de derde periode de kreeft is van de eerste. Het karakter van dit deel is veel lyrischer en rustiger dan dat van het eerste deel. Het laatste deel begint met een inleiding, waarin aan het cembalo, de harp en het slagwerk een belangrijke rol toebedeeld zijn. Hierop volgt een allegro, dat in de vorm van een chaconne geschreven is, namelijk een thema van tien maten met acht variaties en een coda. - WILL EISMA