componist
Het werk van Peter-Jan Wagemans behoort tot de Rotterdamse School, samen met dat van Otto Ketting en Klaas de Vries. In een gesprek met Emile Wennekes omschrijft Wagemans de Rotterdamse ...
gerelateerde werken
24 capriccio's voor viool solo
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Viool
Bezetting:
vl
Concert ouverture : voor orkest / Jan van Gilse, 1900
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
fl fl(pic) 2ob 2cl 2fg cfg 4h 2trp 3trb timp perc str
Oedipus lament : for orchestra, opus 45, 1995 / Huub Kerstens
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2222 2sax-a 2110 perc str(8.6.4.4.2.)
Mondrian equilibrium : for chamber orchestra, 1995, revision 1997 / Peter van Onna
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
1121 1110 2perc pf(cel) hp str(8.8.6.4.4.)
compositie
Muziek II : (opus 10), for orchestra, (1977) / Peter-Jan Wagemans
Bevat:
Allegro brutale, marcato
Allegro nervoso
Allegro moderato
Allegro cantando
Andante
Andante
Allegro molto, marcato
Toelichting:
Program note (Dutch): [Première: 20- 10-1979 - Südwestfunk Orkest o.l.v. Ernest Bour] - Het stuk bestaat uit zeven delen, waarvan de delen 1 tot 3 en 4 tot 6 in elkaar overgaan. Het is in een ver doorgevoerde cantus firmus techniek geschreven, waarbij de verhouding tussen cantus firmus en contrapunt in ieder deel anders geregeld is. Deze cantus firmus techniek is ook in de bezetting af te lezen: 3 trompetten en 4 trombones staan tegenover een permanent gediviseerd strijkersensemble (6 eerste, 6 tweede, 6 derde en 6 vierde violen, 4 eerste en 4 tweede alten, 4 eerste en 4 tweede celli en 8 contrabassen). Het werk is gebaseerd op verschillende reeksen, die echter alleen op modale wijze, nooit op strikt seriële wijze worden gebruikt. Als belangrijkste melodisch uitgangspunt geldt een 10-toonsreeks, waaruit vijf 5-toonsreeksen worden samengesteld. Het belangrijkste is echter dat zowel in het melodische als het harmonische materiaal een grondtoon aanwezig is die als cantus firmus-toon gebruikt wordt. De
10-toonsreeks luidt: d (grondtoon) - dis - e - f - fis - gis - ais - b - c - cis. In de hieruit samengestelde 5-toonsreeksen komt de toon d niet voor; deze kan dus als uitkomende toon (cantus firmus) tegen de reeksen (contrapunt) geplaatst worden. Dit hele stelsel is onbeperkt te transponeren; de intervalverhouding tussen de cantus firmus en zijn contrapunt blijft echter altijd gelijk. Het harmonisch uitgangspunt is de kleine drieklank. Deze drieklank wordt 'verrijkt' met tonen uit andere kleine drieklanken, die een kleine en grote secunde en een tritonus boven de uitgangsdrieklank liggen. Wanneer al deze tonen samen klinken ontstaan er dus 10-toonsakkoorden. Als grondtoon van dit geheel geldt de grondtoon van de uitgangsdrieklank. In de ritmische gegevens wordt alleen uitgegaan van priemgetallen. Grote priemgetallen bepalen de verhoudingen binnen de vorm, kleine priemgetallen de verhoudingen binnen het ritme.De titel 'Muziek' staat voor de poging een 20e-eeuwse pendant te vinden voor
de 19e-eeuwse symfonie (Muziek I is daarin in1974 voorgegaan, geschreven voor groot blazersensemble), dus om een duidelijk formeel en emotioneel uitgangspunt en verloop te vinden, zonder in een neoromantische of avant-gardistische (ook een neo !) werkwijze te geraken. Het emotionele uitgangspunt van 'Muziek II' is voor mij het belangrijkste - en het moeilijkst te beschrijven - uitgangspunt van het stuk. Het eerste en laatste deel vormen samen een directe emotionele gang van duisternis en gevangenschap naar licht en vrijheid. Zij omsluiten vijf delen die voor mij alle een bepaald stemmingsbeeld verklanken, de stemmingen als het ware van degene die de weg van deel 1 tot deel 7 aflegt - zonder dat de muziek ook maar één moment programmatisch is. Niet alleen de ontstaansgeschiedenis van het werk is bewogen (zich uitstrekkend van 1975 tot 1979), ook de geschiedenis van zijn eerste uitvoering. De première in Donauschingen was de derde poging van een orkest dit erg moeilijke werk in première
te brengen. De Nederlandse première viel een maand later, gespeeld door het Residentie Orkest. - P.-J. WAGEMANS