gerelateerde werken
Fusion à six : symphonic music for string quartet, bass clarinet and piano, 1980 / Joep Straesser
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Blaas en strijk en toetsinstrument(en)
Bezetting:
cl-b 2vl vla vc pf
Telescope : (a cartoon), for flute, oboe, clarinet and piano, 1998, rev. 2000 / Toek Numan
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Houtblazersensemble en toetsinstrument
Bezetting:
fl ob cl pf
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Houtblazersensemble en toetsinstrument
Bezetting:
fl cl-b pf
Musette et pastourelle : fluit, hobo, piano, 1955 / Ludwig Otten
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Houtblazersensemble en toetsinstrument
Bezetting:
fl ob pf
compositie
Sonata a tre : (Points of contact III), for flute, alto clarinet (or bass clarinet) and piano, 1990 / Joep Straesser
Overige auteurs:
Straesser, Joep
(Componist)
Bevat:
Allegro ma non troppo
Molto sostenuto
Allegro molto energico
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: 19 oktober 1990 - Het Trio).
Sonata a tre (Points of Contact III) volgt als compositie onmiddellijk op Quasi una sonata voor saxofoonkwartet. Hierdoor ligt het voor de hand beide stukken op een aantal punten met elkaar te vergelijken.
Hoewel de twee titels wijzen op een verwantschap - en die bestaat ook wel, vooral m.b.t. het voortdurend variëren en verwerken van muzikale uitgangspunten - zijn de verschillen tussen beide stukken eerder groter dan de overeenkomsten. Sonata a tre is, zowel m.b.t. de keuze van het materiaal en zijn verwerking als wat betreft de vorm van de delen, een veel complexer stuk dan het saxofoonkwartet. Al op het niveau van de toonhoogte-organisatie blijkt dit uit het feit dat in het trio dezelfde modale 8-tonige reeks als die in het kwartet wordt gebruikt op een veel intensievere manier wordt behandeld, en wel op een manier die doet denken aan die waarop we vroeger met 12-toonsreeksen omgingen. Als alle acht tonen zijn gebruikt - en dat is vaak al na twee tellen het geval - wordt steeds weer een andere transpositie toegepast, waardoor een veel grotere chromatische toondichtheid ontstaat dan in het saxofoonkwartet het geval is, waar eenzelfde toonsfeer vaak langer aanwezig blijft. Ook de
ritmische complexiteit en daarmee ook de ritmische polyfonie ligt in het trio op een veel hoger niveau. Hetzelfde geldt voor de muzikale vormen die dan wel eveneens sonate-achtig genoemd kunnen worden (deel 1 en 3), maar die veel minder duidelijk refereren aan sonatevormen uit de 18e en 19e eeuw dan in het kwartet gebeurt. Wèl een overeenkomst tussen beide werken vormt de bouw van het derde deel, dat ook in het trio een samenvattend karakter bezit doordat er muzieken uit het eerste en tweede deel in terugkeren; in het trio echter in een verhevigde vorm, in het kwartet meer als citaat. Maar er is nog een ander aspect dat Sonata a tre onderscheidt van Quasi una sonata en dat men terugvindt in de ondertitel: Points of Contact III. Het gaat hier om een speciale kleurtechniek die al in twee vroegere werken werd toegepast en die er uit bestaat dat de verschillende instrumenten elkaar 'treffen' op eenzelfde toonhoogte en/of ritme, met als uiterste consequentie het gebruik van
unisono-technieken.
Deze manier van werken treft men in alle drie de delen aan, maar zij wordt in deel 2 nog eens speciaal tot compositorisch uitgangspunt bij uitstek verheven. Dit tweede deel heeft dan ook met de sonate-achtige sfeer van beide hoekdelen weinig meer van doen.
Samenvattend zou men kunnen zeggen dat, vanuit de componist gezien, beide werken een extravert karakter bezitten en direct naar de luisteraars toe geschreven zijn, zonder te zijn omgeven door uitgebreide muziektechnische en cultuurfilosofische beschouwingen. Het saxofoonkwartet ademt echter duidelijk een meer klassieke sfeer, terwijl het direct daarna gecomponeerde trio een veel explosiever en romantisch karakter bezit. - JOEP STRAESSER