componist
Otto Ketting geldt al vanaf zijn op 22-jarige leeftijd gecomponeerde 'Due canzoni per orchestra' (1957) als een van de meest vooraanstaande componisten van Nederland. Hij is in alle opzichten een ...
gerelateerde werken
24 capriccio's voor viool solo
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Viool
Bezetting:
vl
Introductie, chaconne en finale : voor symfonie-orkest, opus 174, 1976/78 / Herman Mulder
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
3333 4331 perc str
Canzone : per orchestra, 1971 / Hendrik Andriessen
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
fl fl(pic) 2ob 2cl 2fg 4h 3trp 3trb tb timp perc hp str
Symfonie 2 : voor orkest, (opus 53), 1978 / Rudolf Koumans
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2222 4200 timp str
compositie
Symphony no. 3 : for orchestra, 1990 / Otto Ketting
Bevat:
...
Adagio
...
Toelichting:
Program note (Dutch): Muzikale aanleiding en primaire inspiratie zijn de laatste maten die Maurice Ravel liet noteren: het slotakkoord van zijn orkestlied 'Ronsard à son âme'. In de oorspronkelijke vorm - zang en piano - dateert het weliswaar van 1924, maar in 1935 maakte de componist een orkestversie. Ravel was toen al zo ziek dat hij de instrumentatie aan Manuel Rosenthal moest dicteren. Het slotakkoord met zijn opeenstapeling van kwinten en het voor Ravel onkarakteristieke gebruik van de vibrafoon is het vertrekpunt geworden van deze Symfonie waarbij het Ravel-gegeven strikt als muzikale structuur gebruikt is, niet als impressionistisch sfeerbeeld. Een zich langzaam en tastend ontwikkelende melodie komt een ogenblik tot stilstand - nu klinkt ongeveer één seconde het Ravel-citaat in originele vorm - om daarna vergezeld van een harmonisch gewaad (hobo's en hoorns) het betoog te vervolgen. Deze drie aspecten van één gegeven bepalen het verloop van het gehele werk. Ik ben nogal traditiebewust, d.w.z. ik
kan alleen uit de traditie of tegen de traditie in iets nieuws maken, vandaar dat mijn Symfonie vooral ook over de symfonische vorm gaat. Belangrijk was daarbij het vinden van een 'nieuwe' tonaliteit, een grote lijn waarlangs zich alles afspeelt, een op het gehoor waarneembare logica. Zo staat het eerste deel in A groot - zonder dat dit tonale centrum ooit volledig wordt uitgesproken. Het tweede deel in Des groot en de finale in A en Des tegelijk, culminerend in het slotakkoord dat beide tonaliteiten verenigt. Symfonische vorm ook in polemische zin, daar waar in het Adagio de echo van Mahler weerklinkt. Dezelfde manier van omgaan met het verleden is aan te treffen in de liederencyclus 'The Light of the Sun'. - OTTO KETTING