gerelateerde werken
Divertimento facile : voor orkest, gecomponeerd in het jaar 1957 / door Bertus van Lier
Genre:
Orkest
Subgenre:
Orkest
Bezetting:
2222 2200 timp perc str
Neo geo : for solo bassoon and orchestra, 1987 / Chiel Meijering
Genre:
Orkest
Subgenre:
Fagot en orkest
Bezetting:
2222 2230 str fg-solo
Concertino : voor fagot en orkest, (1968) / Piet Ketting
Genre:
Orkest
Subgenre:
Fagot en orkest
Bezetting:
3230 3300 timp perc vibr hp str fg-solo
Letter to Liz : for violoncello solo, 1990 / Alison Isadora
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Cello
Bezetting:
vc
compositie
Concert : voor fagot en orkest, 1950 / Bertus van Lier
Overige auteurs:
Lier, Bertus van
(Componist)
Bevat:
Introduzione discordante
Rondo divertente
Concordanza canonica
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: 18-2-1956 - Den Haag - Thom de Klerk, Concertgebouworkest o.l.v. Rafael Kubelik). - 1. Introduzione discordante. Dit deel is, zoals de titel zegt, een inleiding; niet dus gericht op verwerking of verwikkeling van thematische gegevens. Wel echter houdt deze inleiding zich bezig met de natuurlijke tegenstelling tussen solo-instrument en orkest, hier gericht als een dialoog tussen één stem en een veelheid. De titel zegt ook, dat deze dialoog een 'discordantie' uitdrukt en meer tegenspraak is dan samenspraak; een onenigheid, die zich dadelijk manifesteert in de aanhef, waar het orkest eigenzinnig en tumultueus in de rede valt van de juist begonnen fagotmelodie. De fagot echter weet haar stem opnieuw naar voren te brengen en het strijkorkest tot begeleiden te brengen. De blazers onderbreken dan wel nogmaals met een eigen betoog de fagotstem, maar tenslotte wordt zelfs ook de koperklank tot meeleven bewogen. Uiteindelijk blijken dan ook de pauken - aanvankelijk de kern van de
orkestrale tegenstand - bereid zich te voegen. - 2. Rondo divertente. Het tweede deel is van aard en van structuur speels. Het is wél gebouwd volgens het klassieke rondo-type, maar is tegelijk ook een 'rondo divertente', waarmee niet alleen is bedoeld dat het een divertissement wil zijn, maar tevens dat er een afleiding, ja bijna een misleiding is bedoeld. De klassieke rondovorm immers ging uit van de gedachte aan het steeds terugkeren van eenzelfde refrein (rondo-thema), afgewisseld door telkens een ander couplet. Hier echter wordt twee keer in plaats van het refrein zelf een tegenmelodie (contrapunt) van dat refrein gebracht; en pas aan het slot van het Rondo klinken deze tegenstemmen met het rondo-thema samen, zo dus uiteindelijk pas een als rondo herkenbaar geheel vormend. Om het naar-de-vorm-luisteren te dienen, zij nog vermeld dat ieder 'refrein' drieledig is: refrein - tussenspel - refrein (canonisch). De geoefende luisteraar zal misschien ook bij een eerste kennismaking kunnen
horen dat in de contrapuntische combinatie aan het slot van dit deel de bas wordt gevormd door de melodieën dercoupletten. - 3. Concordanza canonica. Het derde (langzame) deel, tevens finale, is één lange canon tussen orkest en solofagot. In de orkestpartij zijn achtereenvolgens de strijkers, het hout en het koper aan het woord, zodat de mogelijkheid is gegeven de klank van de fagot te horen tegen en in combinatie met de instrumentale klankgroepen afzonderlijk van het orkest. De canon waaruit dit laatste deel bestaat, bereikt aan het einde weer zijn begin, een canon dus die 'in zijn eigen staart bijt'. In deze Concordanza wordt tenslotte ook de melodie bereikt waarmee het solo-instrument dit fagotconcert begon. Daarmee is de compositie gekomen aan de bevestiging van haar uitgangspunt en doelstelling, en dus aan haar einde. - BERTUS VAN LIER