gerelateerde werken
Sonate : voor harp, 1944 / Henk Badings
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Harp
Bezetting:
hp
Concerto Nº 1 : for alto saxophone and concert band / Rene Ruijters
Genre:
Orkest
Subgenre:
Saxofoon en HaFaBra
Bezetting:
sax-a-solo picc 2fl 2ob eh fg 4cl cl-b sax-a sax-ten sax-bar 4h 3trp 3trb bar tb bass timp perc
Four Movements : for saxophone quartet and wind orchestra / Bernard van Beurden
Genre:
Orkest
Subgenre:
Saxofoon en HaFaBra
Bezetting:
4sax-solo picc 2fl 2ob 3cl cl-b 2fg 2sax-a 2sax-t sax-bar 3trp 4h 4trb tb-ten tb-bass db timp
Concerto : for baritone saxophone and wind orchestra, 2007, Bernard van Beurden
Genre:
Orkest
Subgenre:
Saxofoon en HaFaBra
Bezetting:
pic 2fl 2ob 3cl cl-b 2fg 2sax-s 2sax-a sax-t sax-br 4h 4trp 4trb 2tb-t tb-b timp perc cb sax-br-solo
compositie
Quadrupelconcert : versie voor 4 saxofoons en harmonieorkest, 1984 / Henk Badings
Overige auteurs:
Badings, Henk
(Componist)
Bevat:
Introduzione e allegro
Lento
Finale (Vivace)
Toelichting:
Er zijn drie delen. Het eerste deel bestaat uit een langzame inleiding en een snel hoofddeel. De inleiding heeft een ritmisch rijkgeschakeerd hoofdthema, dat als dubbelcanon in de soli verschijnt. De eerste themagroep van het Allegro is gebouwd op syncopisch-hamerende ritmen. De tweede themagroep heeft lyrische melismen in de soli. Deze keren daarna terug op motieven uit de inleiding en bereiden daarmee een gewijzigde reprise van de eerste themagroep hoofdzakelijk in het orkesttutti. Het langzame tweede deel is lyrisch-elegisch van stemming met thematische en ritmische verwantschappen tot het eerste deel. Het zwaartepunt ligt in het polymelodisch weefsel van lyrische lijnen in de vier soli. Orkesttutti in het midden leiden aleatorische combinaties in. Een epiloog keert terug tot de aanvangsstemming. Het derde deel is een speelse finale in een 10/8 maat (6 + 4). Het hoofdthema verschijnt na een inleiding in het slagwerk in de SS, daarna in een uitvoerige SB-solo en in de vier soli
tezamen. Er volgen solo-cadensen van van ST, SA en SS. In een bitonale variant van het hoofdthema zijn tal van herinneringen aan de syncopische ritmen uit deel I. Nadat de soli teruggegrepen hebben op een variant van het tweede thema uit deel I, volgt een dramatisch coda. De syncoperende ritmen zwellen in het orkest aan tot brutale massieve blokken, waaruit de soli echter telkens weer tevoorschijn komen in stijgende trillers en die ten slotte de finale beëindigen met een schertsende figuur. - HENK BADINGS