gerelateerde werken
Scherzo : per due violini, (1963) / Berend Giltay
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Viool
Bezetting:
2vl
Genre:
Orkest
Subgenre:
Viool en orkest
Bezetting:
0000 0040 timp 5perc str(12.12.8.8.4.) 2vl-solo
Scenes : for violin and orchestra, 1987 / Ton Lambij
Genre:
Orkest
Subgenre:
Viool en orkest
Bezetting:
2222 2200 timp str vl-solo
Concert : voor 2 violen en orkest / Hans Kox
Genre:
Orkest
Subgenre:
Viool en orkest
Bezetting:
2202 0220 timp perc vibr str 2vl-solo
compositie
Concerto per due violini e orchestra : (1966-1967) / Berend Giltay
Overige auteurs:
Giltay, Berend
(Componist)
Bevat:
Allegro energico
Adagio
Allegro presto
Toelichting:
Program note (Dutch): Het kenmerkende van deze compositie is, dat in nagenoeg het gehele werk de ritmische en melodische eenheid van de twee soli tegenover de eenheid van het orkest geplaatst is. Door deze wisselwerking van orkest-tutti en de compacte vioolklank van de twee solisten heeft de componist vooral het concerterend element op de voorgrond willen plaatsen. De solisten worden hierdoor in de gelegenheid gesteld de klankmogelijkheden die in een vioolduo besloten liggen op virtuoze wijze te demonstreren.
Deel I: Allegro energico.
In het inleidende orkest-tutti wordt het hoofdthema voorbereid, herkenbaar aan de zestiende opmaat, die steeds duidelijker te voorschijn treedt. Het volledige hoofdthema valt op door zijn markante karakter en duidelijke Hongaarse ritmiek (de korte noot op het zware maatdeel). De 6/8 maat wordt nu en dan afgewisseld door een 3/4 maat. Na een breed uitgesponnen zangthema en een doorwerking volgt de cadens, hoofdzakelijk gebaseerd op motieven uit het hoofdthema. De korte reprise (zonder zangthema) gaat ongemerkt over in het coda.
Deel II: Adagio.
Het vrij korte adagio is in het algemeen donker van toon. Opvallend is de dikwijls wijde ligging tussen soli en orkest, evenals tussen de beide solo-stemmen onderling.
Deel III: Allegro - Presto.
Het hoofdthema van het laatste deel bevat verschillende elementen. Syncopen op een ondergrond van repeterende zestiende noten; triolen met eigenaardige tegenaccenten; en (evenals in het eerste deel) het Hongaarse ritme (korte noot op het zware maatdeel). Aan het slot van deze finale worden tutti en solisten nog eens duidelijk afzonderlijk tegenover elkaar geplaatst. - BEREND GILTAY