gerelateerde werken
Canti carnascialeschi : per coro da camera a cappella / Robert Heppener
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor
Bezetting:
GK4
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor
Bezetting:
GK4
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor
Bezetting:
3sopr 3alt 3ten 3bas
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor
Bezetting:
GK
compositie
Canti carnascialeschi : per coro da camera a cappella / Robert Heppener
Overige auteurs:
Allamanni, Antonio
(Tekstdichter/librettist)
Guggiola, Guglielmo Detto Il
(Tekstdichter/librettist)
Machiavelli, Niccolo
(Tekstdichter/librettist)
Medici, Lorenzo de'
(Tekstdichter/librettist)
Poliziano, Angelo
(Tekstdichter/librettist)
Heppener, Robert
(Componist)
Bevat:
Trionfo di Bacco e d'Arianna / tekst v. Lorenzo de' Medici
Canto de' diavoli / tekst v. Niccolo Machiavelli
Canto di lanzi allegri e canto di lanzi che andarono a papa Lione / tekst v. Guglielmo detto il Guggiola
Il carro della morte / tekst v. Antonio Allamanni
Ben venga maggio / tekst v. Angelo Poliziano
Toelichting:
Program note (Dutch): "...en het hoogtepunt was wel die geweldige Kar, getrokken door pikzwarte buffels en beschilderd met doodsbeenderen en witte kruisen. Bovenop de Kar troonde een geweldige Dood, met de Zeis in de hand, en er omheen een kring van doodkisten, die iedere keer als de stoet stilhield om te zingen, opengingen...; en bij de doffe klank der omfloerste trompetten en met een schor en doods gesteun kwamen de doden - gehuld in zwarte pakken waarop geraamtes geschilderd waren - eruit, en half zittend, half leunend op de deksels der doodkisten zongen zij somber en droefgeestig dat prachtige lied 'Dolor, pianto e penitenza'...". Aldus het ooggetuigenverslag door de schilder Giorgio Vasari van een der onderdelen van het Florentijnse Carnaval ten tijde van Lorenzo 'Il Magnifico' de' Medici (1449-1492). Iets van dit grandioze Carnaval, met zijn triomfstoeten, zijn maskerades en praalwagens, met zijn vrolijke, brutale, gruwelijke of obscene voorstellingen, alle begeleid door liederen op teksten van
zowel eenvoudige volksdichters als van de groten van die tijd, heb ik geprobeerd te vangen in dit 'fresco' op enkele van de honderden bewaard gebleven carnavalsgedichten uit die dagen. Dit werk is geschreven voor kamerkoor; op verscheidene plaatsen zijn de stemmen solistisch behandeld. In de benadering van deze gedichten heb ik me verre willen houden van fijne stilistische of erudiete principes. Ik ben nogal vrijpostig met ze omgesprongen. Géén der gedichten is in zijn geheel gebruikt, de meeste slechts voor de helft of minder. Van de muzikale vormen die aan hen ten grondslag liggen (frottola, balleto, villanella) heb ik me evenmin iets aangetrokken. En om mijn 'barberie' nog duidelijker te demonstreren: ik heb het geheel afgerond met een gedicht, dat nu juist géén Canto Carnascialesco is, namelijk het mei-danslied Ben venga Maggio van de dichter uit de naaste omgeving van Lorenzo: Angelo Poliziano. De directe, primaire zeggingskracht der Carnavalsgedichten - zowel van de 'echte' grote
dichters (Lorenzo, Macchiavelli) als van volksdichters als bijvoorbeeld Guglielmo detto il Giuggiola (Willem, bijgenaamd het Duimpje) heb ik proberen te 'vertalen' in een muzikaal adequate vorm. Vanaf de uitgelatenheid van het eerste deel en het infernaal scherzo van deel 2 voert deze vijfdelige cyclus ons via het lallende, hossende drinklied 3 (eigenlijk twee door mij samengevoegde Lansknechtliederen, geschreven in het Duits-Italiaans dialect, dat de huursoldaten uit het barbaarse Allemagnia typeert) tot het plotseling verschijnen van de Kar van de Dood, dat het hoogtepunt ervan vormt. Als afsluiting van het geheel volgt dan het mei-lied van Poliziano, dat door zijn teruggrijpen op het eerste deel (zowel wat de tekst als wat de archaïserende kleur der muziek betreft) een zekere continuïteit suggereert, waardoor het slot open blijft. - ROBERT HEPPENER