gerelateerde werken
Del iubilo del core che esce in voce : 16 voci, 1974 / poesia da Iacopone da Todi, Robert Heppener
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor
Bezetting:
4sopr 4alt 4ten 4bas
The rite of strings : for cimbalom and string orchestra, 1999 / Maurice Horsthuis
Genre:
Orkest
Subgenre:
Strijkorkest
Bezetting:
cymb str
Divertissement : op. 13, pour orchestre à cordes = voor strijkorkest / Luctor Ponse
Genre:
Orkest
Subgenre:
Strijkorkest
Bezetting:
str
Choreograffiti : a choreographic phantasy for string orchestra, opus 87, 1988 / J.M. Suykerbuyk
Genre:
Orkest
Subgenre:
Strijkorkest
Bezetting:
str(4.3.5.4.2.)
compositie
Derivazioni : per orchestra d'archi, 1958, (revisione 1980) / Robert Heppener
Overige auteurs:
Heppener, Robert
(Componist)
Bevat:
L'istesso tempo
Allegro leggiero
Vivace
Maestoso
Allegro
Presto
Toelichting:
Program note (Dutch): [Première: 17 maart 1963 - Amsterdam - Concertgebouworkest o.l.v. Eugen Jochum] - Het werk bestaat uit zes korte gedeelten, die alle (zoals ook de titel 'afleidingen' aanduidt) een zekere binding hebben met het eraan voorafgaand thema, zonder echter in strikte zin variaties erop te zijn. Men zou het werk ook wel 'Associaties met een thema' kunnen noemen: een spel met muzikale gedachten, die - hoewel ze in relatie tot elkaar staan - vaak zowel onderling als ten opzichte van het thema (een zangerige episode van mediterende, romantische aard) grote verschillen in karakter vertonen. De behandeling van het strijkorkest is concerterend, waarbij, naast enkele zeer vèr gaande splitsingen der partijen, voornamelijk het strijkkwartet en een soloviool naar voren treden. De tempi der onderdelen zijn zo gekozen, dat, behalve bij III - het Maestoso (4) dat alleen staat -, er vier grotere tempogroepen (afwisselend langzaam en snel) ontstaan, die het geheel een zekere gebondenheid geven. Het
vormschema ziet er als volgt uit: I. Lento: inleiding; thema (voor strijkkwartet alleen), aansluitend Derivazione no. 1 waarin het thema verder ontwikkeld wordt. - II. Allegro leggiero (2) van vluchtig karakter met veel divisi en soli, direct gevolgd door Vivace (3), voor strijkkwartet en het overige orkest. - III. Maestoso (4) eveneens met het strijkkwartet als concertino. - IV. Allegro (5) voor violen en altviolen, gaat over in Presto (6) voor strijkkwartet en orkest. Hoewel elk der 'derivazioni' dus ontstaan is uit het materiaal dat het thema bood (kleine motieven, interval-combinaties of ook wel duidelijker herkenbare fragmenten), is het niet nodig dat de luisteraar deze opbouw bewust probeert te herkennen, waarmede hij namelijk de kans loopt op zijn beurt, zij het in andere zin, 'afgeleid' te worden. - ROBERT HEPPENER