gerelateerde werken
String quartet Nº 1 / Carlos Micháns
Genre:
Kamermuziek
Subgenre:
Strijkkwartet (2 violen, altviool, cello)
Bezetting:
2vl vla vc
Monk's blues : piano, 14 voices, 12 wind instruments, 1974 / Jacques Bank
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor en groot ensemble
Bezetting:
3sopr 4alt 4ten 3bas 2112 2121 pf
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor en groot ensemble
Bezetting:
GK4 perc pf 8acc 2acc-b cb
Licht en Donker III : for ensemble, solo voices, mixed choir and organ / Jan Welmers
Genre:
Vocaal
Subgenre:
Gemengd koor en groot ensemble
Bezetting:
GK4 2h 2tpt 2trb trb-b perc org acc str
compositie
Le cortège d'Orphée : voor gemengd koor en accordeonorkest, 1993, revisie 1995 / Carlos Micháns
Overige auteurs:
Apollinaire, Guillaume
(Tekstdichter/librettist)
Micháns, Carlos
(Componist)
Bevat:
La tortue
La souris
Le dromadaire
Le serpent
Le poulpe
Ibis
La puce
L'hibou
La tortue
Toelichting:
Program note (Dutch): Enkele jaren geleden kocht ik een zeer aantrekkelijke uitgave van Apollinaire's Dierenboek, met tekeningen van Dirk Wiarda en dacht meteen aan een stuk voor koor en instrumenten. Apollinaire wist met schaarse maar treffende woorden de dubbelzinnigheid van zijn kleine dierenbeelden zo scherp te schetsen, dat de componist weinig hoeft te doen om ze van een 'klankraam' te voorzien. Niets is overbodig in de juweeltjes van poëzie, die om een nuchtere muziek vragen, als een sober montuur voor een prachtig geslepen edelsteen. In 1993 verzocht de NOVAM mij een werk voor koor en accordeonensemble te schrijven. Ondanks mijn ruime ervaring op het gebied van koormuziek was de combinatie koor en accordeonensemble in meer opzichten een uitdaging. Allereerst moest ik mij de klank van het instrument eigen maken om vervolgens mijn idioom aan zijn mogelijkheden en beperkingen aan te passen. Een te eenvoudige begeleiding zou gauw tot banaliteit kunnen leiden, terwijl een overmatig complexe partij
het koor zou kunnen overwoekeren of zijn helderheid vertroebelen. Dit laatste vooral vanwege de bijna overrijke klank van het accordeon, laat staan van een accordeonensemble. Ook het bepalen van de moeilijkheidsgraad bleek niet eenvoudig te zijn, waardoor ik voor een nuchtere benadering koos: een niet te complexe partij die toch aantrekkelijk zou blijven, het koor zou ondersteunen en de complexiteit van de muziek effectief en zonder moeite zou bedienen. Hoewel het stuk voor een niet te gering koor en minstens dubbel accordeonkwintet is bedoeld, merkte ik al gauw dat kleinere ensembles behoefte aan het werk zouden hebben. Dit vond ik in principe geen bezwaar, hoewel een enkelvoudige bezetting de werking van enkele solopassages vermindert en omgekeerd, soli ontstaan waar ze niet horen te zijn. De eerste en laatste maten van het eerste nummer (La Tortue, de schildpad) laten dit duidelijk zien. Ook in nummer 2 (La Souris, de muis) komt dit probleem voor en weer aan het begin, waar
accordeons I en IIeen passage spelen die bijna identiek is met de slotmaten, hier door twee solisten gespeeld. Op de meer verticale momenten zoals in nummer 3 (La Dromadaire, de dromedaris) en nummer 7 (La Puce, de vlo) is deze situatie minder evident. Het hele probleem is vergelijkbaar met een strijkensemble in enkelvoudige en dubbele bezetting. Structureel gezien bestaat Le Cortège uit een selectie van negen 'dieren' uit de serie (het werk van Apollinaire draagt eigenlijk de titel Le Bestiaire ou Cortège d'Orphée). Elk nummer in het stuk behandelt afzonderlijk een dier en nummer 9 is een herhaling van nummer 1, waarin onder andere het Cortège wordt aangekondigd. Om een permanente afwisseling van kleur en stemming te verzekeren, koos ik voor vrij uiteenlopende en vooral contrasterende 'beesten'. Deze overigens, worden uiteraard niet letterlijk afgebeeld, maar vaak metaforisch of als pretext gebruikt, om de niets vermoedende lezer iets anders te vertellen. De tekstuele samenhang tussen
de delen is dus eerder per contrast bereikt dan door eenheid. Wat de keuze van de geschikte klank voor elk deel betreft heb ik mij laten leiden door het karakter van de gekozen fragmenten zelf. Ook de instrumenten leken zich uitstekend te lenen voor het creëren van de gewenste sfeer. Deze wordt vaak in de eerste maten van het stuk door de instrumenten gesuggereerd, die zich later aan het koor ondergeschikt maken (nr. 4, Le Serpent, de slang) of de inzet anticiperen (nr. 5, La Poulpe, de octopus). Idiomatisch gezien berust Le Cortège d'Orphée voornamelijk op een gecontroleerde poly- en atonaliteit, met hier en daar wat quasi-minimalistische neigingen. De in meer delen voorkomende ostinato-passages hebben een 'bevestigende' functie, ook ook als ondersteuning van het koor. Strakheid, scherpe ritmiek, sobere maar soms ook sarcastische lyriek wisselen elkaar af en gaan elkaar achterna als in een ware Cortège (optocht). - CARLOS MICHÁNS