gerelateerde werken

Five close-ups : (based on a twelve ton [sic] row by Pierre Boulez), for piano, 1960/61, revised: December 1973 / Joep Straesser

Genre: Kamermuziek
Subgenre: Piano
Bezetting: pf

Rimpelingen (Concerto Nº 4) : for cello and ensemble / Jan-Peter de Graaff

Genre: Orkest
Subgenre: Cello en groot ensemble
Bezetting: vc-solo fl(picc) eh(ob) cl-b(cl/sax-b) fg(cfg) tpt trb pf(cel) perc 2vn vla vc

Concerto : for amplified cello and 15 instrumentalists, 1978 / James Fulkerson

Genre: Orkest
Subgenre: Cello en groot ensemble
Bezetting: 0031 0240 2perc pf 2cb vc-solo

The cave : violoncello solo, 12 windinstruments, 4 keyboards, electronics, 1976 / Jurriaan Andriessen

Genre: Orkest
Subgenre: Cello en groot ensemble
Bezetting: 3030 0321 pf el.pf cemb ham.org vc-solo

 

compositie

Chamber concerto I : for violoncello solo, wind instruments, harp and percussion, 1991 / Joep Straesser

Uitgever: Amsterdam: Donemus, 1992
Uitgavenummer: 07427
Genre: Orkest
Subgenre: Cello en groot ensemble
Bezetting: 1232 2100 perc hp vc-solo
Bijzonderheden: Bez. blazers: fluit (tevens piccolo), 2 hobo's, 2 klarinetten, basklarinet, 2 fagotten, trompet en 2 hoorns. - Cop. 1991. - Opgedragen aan Taco Kooistra en het Nederlands Blazersensemble. - Met financiële steun van het Fonds voor de Scheppende Toonkunst. - Tijdsduur: ca. 18'
Tijdsduur: 18'00"
Aantal spelers: 14
Compositiejaar: 1991
Status: nog niet gedigitaliseerd (verwachte levertijd 14 dagen)

Overige auteurs:
Straesser, Joep (Componist)
Bevat:
Maestoso
Molto sostenuto
Con anima
Toelichting:
Program note (Dutch): (Première: 14 april 1992 - Paradiso Amsterdam - Taco Kooistra en het Nederlands Blazers Ensemble).

Chamber concerto I is een werk waarin de muzikale vorm voornamelijk wordt bepaald door een manier van werken die men het best kan omschrijven met de term "montagetechniek". Het stuk is samengesteld uit een aantal muzikale "panelen" die men enigszins zou kunnen vergelijken met de kant-en-klare segmenten in de moderne bouw die in één keer op hun plaats worden gezet. Het bouwwerk wordt op die manier gemonteerd uit grotere eenheden in plaats van dat het wordt opgebouwd vanuit de kleinst mogelijke eenheid: de baksteen. Dit valt te vergelijken met het ontwikkelingsdenken vanuit het motief in de muziek. In veel van mijn muziek uit recente jaren speelt deze montagetechniek van "kant-en-klare" muziek een belangrijke rol, hoewel ook ontwikkelingsdenken vanuit het motief niet wordt uitgesloten. Hierbij geldt dat, wanneer een bepaalde muziek eenmaal in het stuk is verschenen, ze daarna overal later in het werk, al dan niet gevarieerd en/of in combinatie met andere muzieken, terug kan komen. Als
muziek A de openingsmuziek is van deel 1 kan ze, in principe, ook de slotmuziek zijn van deel 3 en dan bijvoorbeeld in combinatie met muziek van deel 3 zelf. Vanuit dit uitgangspunt wordt het spanningsverloop van het stuk gestuurd, waarbij het meestal zo is dat de spanning toeneemt naarmate er een groter aantal verschillende muzieken met elkaar worden gecombineerd; herkenbaarheid blijft daarbij echter een "must". Wanneer men zo werkt ligt het voor de hand om een "apotheose" van combinaties te laten plaatsvinden in het laatste deel wanneer alle muzieken uit het stuk uiteindelijk op het toneel zijn verschenen. Dat gebeurt in Chamber concerto I dan ook. In dit stuk geldt deze manier van werken evenzeer voor de solopartij. De cello kan geheel zelfstandig opereren, met eigen materiaal, dan wel deel uitmaken van het ensemble en zich voegen in de muziek die daar op een bepaald moment aan de orde is. De laatste tijd begin ik gefascineerd te raken door de idee bepaalde muzieken, over de grenzen
van een werk heen, ook weer in andere werken
een rol te laten spelen, waardoor verschillende composities weer aan elkaar gerelateerd raken en er een bouwwerk van werken ontstaat waarin alles met alles te maken heeft. - JOEP STRAESSER

Interesse
Heeft u interesse om dit werk aan te schaffen? Laat ons dit dan vrijblijvend weten zodat we dit werken met voorrang kunnen digitaliseren.
Naam
E-mail